Veelgestelde vragen Gelders milieuonderzoek wind, zon en warmte
Milieueffectrapport
Wat is een m.e.r./MER?
M.e.r. staat voor milieueffectrapportage en is de gebruikelijke term voor het proces om te komen tot zo’n rapport. Het milieueffectrapport zelf schrijven we met hoofdletters: MER. In een m.e.r. worden de milieueffecten van een plan of project onderzocht. Denk bijvoorbeeld aan leefbaarheid, landschap en natuur. Ook positieve milieueffecten worden onderzocht, zoals vermeden CO2-uitstoot en fijnstof. Zo kan de overheid de milieueffecten meenemen bij haar besluit over het plan of project.
De planMER brengt de milieueffecten van plannen in beeld op een algemener niveau en in een eerdere fase dan een projectMER. Een projectMER brengt de milieueffecten van een specifiek project in beeld en is concreter dan een planMER.
Waarom hebben we een planMER opgesteld?
Met de uitkomsten van het planMER hebben we inzicht in de milieueffecten van duurzame energiebronnen op de leefomgeving en het milieu. De uitkomsten helpen om een zorgvuldige onderbouwing te geven over waar mogelijke windparken, zonnevelden en duurzame warmtevoorzieningen kunnen komen. We gebruiken de uitkomsten in ieder geval voor:
- Aanpassing van ons windbeleid. In de RES’sen staan de gebieden waar de hernieuwbare energie opgewekt kan worden die nodig is. Volgens ons huidige windbeleid kunnen initiatiefnemers ook initiatieven ontwikkelen buiten de gebieden uit de RES 1.0. We gaan ons windbeleid aanpassen, zodat het beter aansluit op de RES’en 1.0.
- In het Klimaatakkoord staat dat de bevoegde gezagen in iedere regio de doelen uit de RES opnemen in het omgevingsbeleid. Om de doelen uit de RES vast te leggen, is milieu-informatie nodig. Dit planMER levert deze informatie op.
- We willen samen met gemeenten en regio’s de verhouding tussen zonne- en windenergie verbeteren. Door zonne- en windenergie in samenhang te bekijken, kunnen we de verhouding ertussen beter beoordelen. Het planMER biedt milieu-informatie die de RES-partners kunnen gebruiken bij bestuurlijke keuzes over de opwek van zonne- en windenergie.
- Regio’s kunnen de milieu-informatie uit het planMER ook gebruiken om eventueel de RES 1.0 aan te passen naar een RES 2.0 (herijking RES). Een RES 2.0 is een programma onder de Omgevingswet. Het is verplicht een milieuonderzoek uit te voeren voor zo’n programma.
- Warmte maakt onderdeel uit van de RES met de regionale structuur warmte (RSW). Gemeenten en RES-regio’s kunnen de informatie uit het planMER gebruiken bij de ontwikkeling van gemeentelijk warmtebeleid.
Hoe is de planMER opgebouwd?
Het planMER bestaat uit een hoofdrapport met bijlagen, 5 Regionale Aanvullingen en een aantal bijlagen.
- Het hoofdrapport beschrijft de milieueffecten van windparken, zonnevelden en duurzame warmtebronnen in Gelderland. Dit zijn onder andere effecten op natuurwaarden (gebieds- en soortenbescherming), landschap (invloed op landschapstypen), (bovengrondse) cultuurhistorie (invloed op historische-geografische en -bouwkundige waarden) en archeologie.
- In het hoofdrapport staan alternatieven: gezonde en veilige leefomgeving, natuur, energiesysteem, RES1.0 en landschap. Een alternatief is een andere manier om de RES opgave voor windenergie te realiseren, waar het belang van een thema centraal staat.
- Het planMER bevat ook globale informatie over warmte. Het onderzoek naar warmte laat globaal de kansen en risico’s zien van de effecten van verschillende warmtetechnieken.
- Het hoofdrapport gaat over heel Gelderland. Het beschrijft de thema’s wind- en zonne-energie en warmte. De 5 Regionale Aanvullingen bevatten een verdieping per regio, vooral op het thema windenergie.
- In de procedure van het planMER waren 2 inspraakmomenten: voor de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) en het ontwerp milieueffectrapport. Op beide stukken kon iedereen een reactie indienen. Voor de NRD kon dat begin 2023 en voor het ontwerp milieueffectrapport begin 2025. In de reactienota’s beantwoorden we de binnengekomen reacties en geven we aan of ze hebben geleid tot aanpassingen in de NRD en het milieueffectrapport.
Hoe is het planMER tot stand gekomen?
De mer-procedure startte met de Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Dat is de onderzoeksagenda voor het milieuonderzoek. Op basis van de onderzoeksagenda is het milieuonderzoek uitgevoerd. Dat hebben we samen met de regio's en een aantal onderzoeksbureaus gedaan. De uitkomsten van het milieuonderzoek staan in het milieueffectrapport, ook wel het planMER genoemd. Dit milieueffectrapport is eerst in ontwerp vastgesteld en heeft begin 2025 ter inzage gelegen. Na verwerking van de binnengekomen reacties is het planMER nu vastgesteld en afgerond.
Wie heeft de planMER opgesteld?
De opdrachtgever van het hoofdrapport is provincie Gelderland. De regio's zijn de opdrachtgevers voor de regionale aanvullingen. Bij het opstellen van het milieueffectrapport hebben de provincie en regio's samengewerkt met een aantal onderzoeksbureaus.
Waar kan ik de kaarten uit de planMER bekijken?
In het planMER staan meerdere kaarten. Deze zijn opgenomen in een viewer, zodat ze digitaal te bekijken zijn. Bekijk digitaal de kaarten.
Wat is het verschil tussen de regionale aanvullingen en de regionale verdiepingen?
De Regionale Aanvullingen geven inzicht in de milieueffecten per regio, vooral van windenergie. In de rapporten staan de milieueffecten van elk zoekgebied voor windenergie. Bij dit planMER zijn in een eerdere fase Regionale Verdiepingen gemaakt. Deze verdiepingen zijn de ‘voorloper’ van de Regionale Aanvullingen. Ook deze rapportages gaan specifiek over een regio. De regio’s willen de milieu-informatie uit het planMER gebruiken om de RES (eventueel) te herijken en de zoekgebieden voor zonne- en windenergie vast te leggen in omgevingsbeleid. Daarvoor bleken deze Regionale Verdiepingen niet gedetailleerd genoeg. Het opstellen van nieuwe rapporten (de Regionale Aanvullingen) bleek doelmatiger dan het verder detailleren van de Regionale Verdiepingen.
Kunnen andere partijen (gemeenten/regio’s) ook gebruikmaken van de planMER?
Ja. Het planMER is zo opgesteld dat gemeenten en regio’s eenvoudig de informatie voor hun grondgebied uit het planMER kunnen halen. Ook andere partijen kunnen de informatie gebruiken bij afwegingen en besluiten waarvoor milieu-informatie nodig is en/of een planMER verplicht is.
Wat is de relatie tussen deze planMER en andere milieuonderzoeken?
In Gelderland zijn 6 energieregio’s. Sommige regio’s doen ook milieuonderzoek voor hun eigen regio. En in verschillende gemeenten worden onderzoeken gedaan voor windparken. Natuurlijk maken we over en weer gebruik van de resultaten. Zo krijgen we een goed beeld waar in de toekomst de windturbines en zonnevelden kunnen komen én alles wat daarvoor nodig is zoals kabels en onderstations. In de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen is in juli 2023 een milieuonderzoek afgerond. De onderzoeksresultaten kunnen bestuurders van gemeenten en provincie meenemen in beleid.
Hoe verhoudt dit planMER zich tot het planMER van de Groene Metropoolregio Arnhem Nijmegen?
Het hoofdrapport van dit planMER bevat de milieueffecten van zonne- en windenergie in heel Gelderland. Het onderzoek is voor de hele provincie op dezelfde manier uitgevoerd en de uitkomsten zijn op dezelfde manier verkregen. De Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR) heeft voorafgaand aan dit Gelders milieuonderzoek een eigen milieueffectrapport opgesteld om haar Regionale Energiestrategie (RES) te herijken. De regio heeft daarom gekozen om geen regionaal rapport op te stellen binnen het Gelderse milieuonderzoek. De regio Arnhem-Nijmegen is daarom wel onderdeel van het hoofdrapport, maar er is geen Regionale Aanvulling. Het milieueffectrapport van de GMR-regio is sinds de zomer van 2023 beschikbaar via deze link.
Heeft iedereen ideeën kunnen aandragen voor het milieueffectrapport?
Ja, iedereen heeft ideeën kunnen aandragen. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) lag begin 2023 ter inzage. Het ontwerp milieueffectrapport lag begin 2025 ter inzage. Op die momenten kon iedereen, elke inwoner en organisatie, een reactie indienen. In de reactienota’s staat op welke manier we de zienswijzen hebben verwerkt. Gemeenten, regio’s, Liander, het Gelders Energieakkoord (GEA) en Nationaal Programma RES (NPRES) zijn in het proces regelmatig gevraagd om hun reactie. Rond beide zienswijzeperiodes organiseerden we ook digitale bijeenkomsten waar we het milieuonderzoek hebben toegelicht en iedereen vragen kon stellen.
Is het mogelijk bezwaar/beroep in te stellen tegen de planMER?
Het planMER is onderdeel van het windbeleid en van een nieuwe versie van de RES’en. Die nieuwe versie is de geactualiseerde of herijkte RES. Het is niet mogelijk tegen deze 2 beleidsstukken (windbeleid en herijkte RES) rechtstreeks bezwaar/beroep in te dienen. Dit kan wel bij projecten die van dit beleid gebruik maken. De rechter toetst dit beleid dan als er bezwaar is geuit in de vergunningsprocedure van deze projecten.
Is dit provinciale milieuonderzoek genoeg om aan de plicht te voldoen voor ruimtelijke procedures van concrete windprojecten?
Het planMER is te gebruiken bij de onderbouwing waarom voor een bepaalde (wind)locatie is gekozen. Maar meestal is ook gedetailleerder onderzoek in de vorm van een project-MER nodig voor het windproject.
Onderzoek
Welke energiebronnen zijn onderzocht in het milieueffectrapport?
Het milieueffectrapport is opgesteld om ons windbeleid aan te passen en om de Regionale Energie Strategieën (eventueel) te vernieuwen. De energiebronnen die zijn onderzocht sluiten hierop aan. Het planMER onderzoekt de milieueffecten van mogelijke initiatieven voor wind, zon en warmte. Het planMER doet geen uitspraak over hoe wenselijk deze oplossingen of alternatieven daarvoor zijn.
Ook andere technieken die nu niet zijn onderzocht kunnen bijdragen aan de energietransitie. Voor bijvoorbeeld kernenergie hebben we een actieplan opgesteld, dat we in 2025 verder uitwerken.
Wat wordt bedoeld met alternatieven in de planMER? Gaat het om alternatieve locaties voor wind- en zonne-energie?
Het planMER beschrijft de milieueffecten van de zoekgebieden. Dat gebeurt volgens de standaard methodiek voor een milieuonderzoek. Bij deze methodiek wordt gebruikgemaakt van alternatieven. In dit onderzoek is een alternatief een andere manier om de RES-opgave te realiseren, waar het belang van een thema centraal staat. Het planMER gaat in op 5 alternatieven: gezonde en veilige leefomgeving, natuur, energiesysteem, RES1.0 en landschap. Het planMER maakt dus geen keuze voor locaties voor wind- en zonne-energie.
Hoe zijn de geluidseffecten van windturbines onderzocht?
De geluidseffecten van windturbines zijn onderzocht aan de hand van verschillende referentieturbines. Een referentieturbine is een voorbeeld of model windmolen. Er is gekeken naar twee verschillende afmetingen, zoals ashoogte, rotordiameter en tiphoogte. Deze bepalen niet alleen het vermogen en de energieopbrengst van de turbine, maar ook de aard en omvang van de milieueffecten, waaronder geluid. Voor beoordeling van het geluid uit de turbine is eerst rekening gehouden met belemmeringen vanuit wet- en regelgeving of fysieke beperkingen. Denk aan snelwegen, bestaande bebouwing, zwaar beschermde natuurgebieden of minimale veiligheidsafstanden. Deze gebieden zijn uitgesloten van verder onderzoek. Wat overblijft zijn de mogelijke onderzoeksgebieden waar nog ruimte is om de effecten van windturbines, waaronder geluid, verder te beoordelen.
De geluidsnormen uit het activiteitenbesluit kunnen niet meer worden gebruikt. Heeft dit gevolgen voor de planMER?
Op dit moment zijn er geen landelijk geldende normen voor de geluidsbelasting van windturbines. In 2021 oordeelde de Raad van State dat de normen uit het Activiteitenbesluit niet meer gebruikt kunnen worden, omdat deze niet goed onderbouwd zijn. Sindsdien doet de Rijksoverheid onderzoek naar nieuwe normen. In 2023 is het ontwerpbesluit bekend gemaakt, maar de normen zijn nog niet definitief. Voor dit milieuonderzoek is dat geen probleem. Nu er geen landelijke normen zijn, kunnen gemeenten of de provincie op basis van een milieuonderzoek zelf normen voor een windpark opstellen die dan lokaal (per windpark) gelden. In het planMER is hier al rekening mee gehouden: het onderzoek geeft inzicht in de effecten van verschillende geluidsniveaus op de omgeving.
Hoe zijn de effecten op gezondheid onderzocht in het planMER?
In het planMER is gekeken naar verschillende effecten die van invloed kunnen zijn op de gezondheid van mensen die in de buurt wonen van windturbines of zonnevelden. Zo is berekend hoeveel geluid windturbines maken en of dit binnen de uitgangspunten blijft die in het planMER zijn opgenomen. Ook is bij woningen rekening gehouden met bewegende schaduwen van de draaiende wieken. Verder is rekening gehouden met minimale afstanden tot woningen, wegen en andere functies, zodat er geen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s ontstaan.
Hoe zijn de effecten op het (lokale) klimaat en de luchtkwaliteit onderzocht in het planMER, bijvoorbeeld door de uitstoot van stoffen?
Er is onderzocht of windparken extra uitstoot van stoffen veroorzaken. Uit het onderzoek blijkt dat dit effect heel klein is en geen merkbare gevolgen heeft voor de gezondheid. Ook de kleine deeltjes en chemische stoffen die door slijtage van de turbinebladen in het milieu terechtkomen, zijn minimaal en vormen geen risico voor mensen. Daarnaast helpen wind- en zonne-energie juist om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Ze leveren elektriciteit zonder fossiele brandstoffen te gebruiken en dragen zo bij aan het terugdringen van klimaatverandering.
Hoe zijn de effecten op landschap onderzocht in het planMER?
Het landschap in Gelderland is heel divers. Het milieuonderzoek maakt gebruik van algemene beschrijvingen van het landschap, die we typologieën noemen. Deze typologieën laten op provinciaal niveau zien wat de voor- en nadelen zijn van locaties, maar doen niet altijd recht aan hoe een gebied is opgebouwd of hoe mensen het ervaren (de belevingswaarde). Bij besluitvorming over specifieke plekken, bijvoorbeeld op regionaal of gemeentelijk niveau, wordt daarom uitgebreider onderzoek gedaan.
Wordt er alleen onderzoek gedaan naar de wespendief op de Veluwe of ook op andere plaatsen, zoals de Achterhoek?
In de provinciale PlanMER doen we geen specifiek onderzoek naar de effecten op de wespendief. Hiervoor hebben we een aparte PlanMER opgesteld. We gebruikten hierbij de onderzoeken die aan de basis lagen van ons besluit om geen windturbines toe te staan in het Natura2000 gebied Veluwe en beperkt ruimte te bieden aan 1 tot 2 windparken in een zone van 1 tot 8 km. Daarmee raken we ook een stukje van de Achterhoek. Lees hier meer over het beleid over het beleid voor windenegie op en rondom de Veluwe.
Regionale Energie Strategieën en windbeleid
Wijst de planMER nieuwe zoekgebieden aan?
Nee. Het planMER beschrijft de milieueffecten van de zoekgebieden. Volgens de standaard methodiek van planMER onderzoekt het ook alternatieven. Het onderzoek is bedoeld om informatie te verzamelen en inzicht te krijgen in milieueffecten. De uitkomsten helpen overheden om ruimtelijke keuzes af te wegen en te onderbouwen, ook in relatie tot andere programma’s. Het planMER legt geen (bestuurlijke) keuzes op. Het is aan de RES-partners te besluiten hoe zij willen omgaan met de inzichten uit dit onderzoek.
Wat gebeurt er met alternatieve windzoekgebieden uit de planMER?
Een evenwichtige verdeling van wind- en zonne-energie is belangrijk voor het elektriciteitsnetwerk en de betaalbaarheid daarvan. Als er in een RES geen sprake is van een evenwichtige verdeling, dan kunnen alternatieve locaties/zoekgebieden helpen. Gemeenten, regio en provincie bepalen dan samen of ze die locatie willen toevoegen aan de RES.
Moeten de keuzes voor zoekgebieden die gemaakt zijn in de RES 1.0 opnieuw gemaakt worden door deze planMER?
Nee. Het is mogelijk dat er na het planMER gebieden naar voren komen die niet in de RES’en 1.0 staan. Dit wil níet zeggen dat die gebieden er dan moeten komen. Het vraagt een goede onderbouwing van de keuzes. Bevoegde gezagen mogen de gebieden kiezen, zolang die keuze maar onderbouwd is.
Wijzigen de doelstellingen uit de RES 1.0 door deze planMER?
Nee, de doelstellingen voor de opwek van duurzame energie uit de RES wijzigen niet door dit planMER. Het is wel mogelijk dat er na het planMER gebieden naar voren komen die niet in de RES’en 1.0 staan. Het is aan de RES-partners te besluiten hoe zij willen omgaan met de inzichten uit dit onderzoek.
Waarom is er voor de RES 1.0 geen MER opgesteld?
In de RES 1.0 hebben regio’s hun doelstellingen voor duurzame energieopwekking vastgelegd. Het bevat zoekgebieden en ambities voor zonne- en windenergie, maar legt nog geen definitieve besluiten of ruimtelijke keuzes vast die onomkeerbare milieueffecten veroorzaken. Binnen de toenmalige Wet ruimtelijke ordening gold voor de RES 1.0 geen duidelijke MER-plicht.
De RES’sen zijn opgesteld samen met gemeenten en regio’s. Waarom heeft de provincie nu een planMER opgesteld? Gaat de provincie het nu bepalen?
We stellen een planMER op om ons windbeleid aan te passen, zodat het zoveel mogelijk aansluit bij de vastgestelde RES’en 1.0. Daarnaast bevat het planMER ook de informatie die te gebruiken is om de RES’en aan te passen als dat nodig is. Gemeenten en regio’s kunnen deze informatie gebruiken, maar dit hoeft niet. De RES’en blijven een gezamenlijke opgave. Gemeenten en regio’s zijn betrokken bij het opstellen van het provinciale planMER. In de kerngroep die aan de planMER werkt, zitten vertegenwoordigers van gemeenten en regio’s.
Waarom is het nodig om het provinciale windbeleid aan te passen?
In de RES’en 1.0 staan de gebieden waar tot 2030 de benodigde duurzame energie moet worden opgewekt. Deze gebieden staan niet in ons bestaande windbeleid. Omdat we dat wel willen, passen we ons windbeleid aan. Meer informatie over ons windbeleid staat op de pagina 'Energie Opwek'.