Uit de verf 8: Jan Hein van Rooy

In de serie Uit de verf belichten we kunstenaars uit de kunstcollectie van de provincie Gelderland. We doen dat door middel van 10 blogs.

In 2021 deden we onderzoek naar onze collectie. Daaruit blijkt dat de man-vrouw verhouding van kunstenaars in de collectie niet evenwichtig is. Ongeveer 70% van de kunstenaars met werk in de collectie is man, ongeveer 30% is vrouw. Eén van de dingen die we doen om daar tegenwicht aan te bieden, is meer aandacht besteden aan vrouwelijke kunstenaars. In deze serie “Uit de verf” brengen we 7 vrouwelijke en 3 mannelijke kunstenaars onder de aandacht. 

Voor dit zevende blog spreken we met Jan Hein van Rooy (1940), van wie we ruim dertig werken in de kunstcollectie hebben. We lichten zijn werk tot medio januari 2024 uit op de garderobewand in de hal van het Huis der Provincie, in het kader van de tentoonstelling 'Hoofd in de wolken, voeten op de grond.'

 

Tekst: Gabrielle de Nijs Bik

Het is begin oktober als ik mijn auto parkeer voor het huis van Jan Hein van Rooy. De temperatuur is zomers, de atmosfeer verraadt de herfst. Op de voordeur hangt een briefje: “ik zit achter”. Langs een smal pad, kruip-door-sluip-door tussen werkplaatsen en weelderige begroeiing, vind ik mijn weg naar de oase achter huis en atelier. Daar zit Jan Hein, pet op, aan tafel. We kijken samen de tuin in. In ons blikveld kleuren de laatste tomaatjes bij in de herfstzon. Ine, zijn levensgezel, komt uit de keuken en sluit zich aan. We drinken koffie en eten zelfgemaakte koek met appeltjes. De wintertarwe is net gezaaid. Dat is zo mooi, zegt Ine. Ik bewonder haar trui van zelfgesponnen, zelf geverfde wol. Het rood valt me op. Dat is van meekrap uit Zeeland vertelt Ine. 

 

Jan Hein gaat ons voor naar het atelier dat eigenhandig met tweedehands bouwmaterialen in elkaar is gezet. Hij loopt moeilijk en met stok, maar er is geen haast. Om ons heen oneindig veel werken van Jan Hein. Beeldjes, schilderijen, collages, prenten. We gaan aan tafel zitten, Ine is erbij, op de achtergrond. Ik begin met mijn vragen. 

Wat is uw favoriete karaktereigenschap?

Eigenlijk moeten anderen dat beoordelen. Maar ik denk aan zachtmoedigheid en ook aan dat wat de Fransen noemen opiniâtre. Dat betekent zoiets als hardnekkig, volhoudend, onverzettelijk. In mijn werk vertaalt dat zich in mijn werkwijze. Waar ik ook ga, ik neem aarde mee van het land en verwerk dat tot verf. Ik zoek niks, ik vind van alles. Gekleurde aarde en houtjes. Dat doe ik al dertig jaar.

Welk natuurlijk talent zou u graag willen hebben?

Tevreden. Ik ben tevreden met wat ik heb. Ik wens niks anders. We zijn niet verwend, we doen het met wat we hebben. 

Wat is uw favoriete bezigheid?

Struinen door een gebied dat ik nog niet ken. Een kleinschalig gebied, in de tuin, ik kijk wat ik gebruiken kan. Tegenwoordig vooral in de tuin, maar ook langs de Waal en in Spanje. 

 
In een boekje dat ik krijg is het volgende te lezen: 

“We wandelen in de sierra, ik trap op een lichtgrijs steentje met rode vlekken. Om ons heen zie ik veel meer van die steentjes. De kunst is dat ze er liggen. Wanneer ik ze opraap, verzamel en anders neerleg wordt het mijn kunst.”

Heeft u een held, een heldin? 

Die zit daar. Jan Hein wijst naar Ine. Ine corrigeert. Het is meer een maatje, geen heldin. Daar is Jan Hein het wel mee eens. Wij doen veel samen. Behalve in de keuken staan (nou ja, ik maak af en toe nog een tortilla). Dat deed ik vroeger meer toen Ine nog ergens anders verschijningsplicht had. 

Een held of heldin heb ik niet, wel een muze. Dat is moeder aarde. 

Waar kijkt u graag naar?

Naar de bodem. Die is zo kleurrijk. Ik speur naar aarde om verf van te maken. En naar houtjes om vogels mee te maken. Dichtbij valt zoveel te ontdekken. 

In Zwitserland nam ik ooit afscheid van de horizon. En met het verdwijnen van de horizon deed kleur zijn intrede. In die fase maakte ik een ontwerp voor een beeld langs de Waal. Een staande rivier van baksteen. Jammer genoeg is het nooit tot uitvoering gekomen. 

Met welke materialen werkt u? 

Met verf van de aarde, houtjes, kalk. Het is maar wat ik vind. In Spanje, Italië en Scandinavië. Maar ook gewoon met Beuningse klei. Dat verdun ik met water en bind ik met caseïne. Ik gebruik nooit kunstmatige kleurstoffen. 

Heeft u een favoriete kleur?

Voor mijn werk is het: dat wat ik vind. Maar ik kan ook antwoorden: blauw. Dat wat ik niet kan maken. Het blauw van de lucht. 

Hoe begint u aan een werk en hoe verloopt het werkproces?

Ik ga vaak naar dezelfde plekken. Daar vind ik iets, houtjes bijvoorbeeld. ‘Houtjes van niks’ noemde Marie-Jose van Beckhoven, een Nijmeegse kunsthistoricus die. Daar maak ik vogels van. Hoe langer ik ermee bezig ben, hoe ingewikkelder de vogels worden. Uit de gekste stukjes hout komen vogels tevoorschijn. 

Als ik schilder of teken ga ik zitten en begin. Ik weet nooit van tevoren wat ik wil maken, het gebeurt. Nu verscheur ik bijvoorbeeld proefdrukken en oude werken. Ik maak er collages van. Ik probeer telkens iets nieuws. Ben bijvoorbeeld ook aan het schrijven. Het gaat mij om het maken, nooit om het resultaat. 

Wat wilt u dat uw werk teweegbrengt? Bent u tijdens het maken bezig met de toeschouwer?

Ik val stil van die vraag. Een toeschouwer in het algemeen is voor mij niet belangrijk. Ik werk voor de mensen van wie ik houd. 

Wat vindt u ervan dat uw werk opgenomen is de kunstcollectie van de provincie Gelderland?

Het is prettig dat iemand het werk toont. Ik vind er verder niet zoveel van. 

Ik heb wel meegemaakt dat mijn werk een veel te donkere lijst had gekregen. Dat zijn slechte ervaringen. En de BKR tijd, vreselijk. De onverschilligheid waarmee de kunst toen in ontvangst werd genomen. (redactie: de BKR was een regeling die kunstenaars tussen 1949 tot 1987 een tijdelijk inkomen bood in ruil voor kunstwerken) 

Enkele werken van Jan Hein

Vind u het fijn in Gelderland te wonen? 

Ja, ik vind het fijn om hier in Gelderland te wonen. Vooral zo dicht bij de rivier. Beuningen, het land van Maas en Waal, de Ooypolder. Dat zijn plekken waar ik graag ben. Dan heb ik het over het oorspronkelijke gezicht op de Waal en niet de ontwikkelingen van een paar zandvlaktes. Ik hou ervan als de rivier de ruimte krijgt. We hebben een tijdje in Brabant gewoond, midden tussen de dennen. Maar daar voelde ik me niet helemaal thuis. Ik miste de horizon.

Vanwege de ongelijke verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de collectie: vindt u daar wat van? Bestaat er volgens u vrouwelijke en mannelijke kunst?

Ik ben voor vrouwen, ik begrijp het wel dat vrouwen met een inhaalrace bezig zijn. Ik denk aan kunstenaars als Mariës Hendriks, Marlous Meijburg, Nadine Zanov en Dorian Hiethaar. Allemaal eigenzinnige vrouwen. Maar eigenlijk zie ik geen verschil tussen het werk van vrouwen en mannen.