Regeling vervallen per 01-01-2022

Grondwaterheffingsverordening Gelderland

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2021

Intitulé

Grondwaterheffingsverordening Gelderland

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 27 maart 1991, nr. F - 355 (Provinciaal Blad nr. 93 van 19 september 1991). Goedgekeurd bij koninklijk besluit van 23 augustus 1991, nr. 91.00760. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 23 september 2009 (Provinciaal Blad nr. 2009/180 van 16 december 2009). Inwerking getreden op 1 januari 2010.  

Begripsbepalingen

Artikel 1.

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Waterwet;

    • b.

      onttrekkingsinrichting: inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater;

    • c.

      onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

    • d.

      in de bodem brengen van water: het actief in de bodem brengen van water;

    • e.

      register: register als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, onder c van de wet en artikel 4.1 van de Waterverordening provincie Gelderland;

    • f.

      Algemene wet: Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959, 301).

  • 2 Onttrekkingsinrichtingen tot het onttrekken van grondwater die een samenhangend geheel vormen, worden als één onttrekkingsinrichting aangemerkt.

  • 3 Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Aard van de heffing, voorwerp van heffing en belastbaar feit

Artikel 2.

Onder de naam "grondwaterheffing" wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing ingesteld op het onttrekken van grondwater.

Heffingsplichtigen

Artikel 3.

Heffingsplichtig is de houder van een onttrekkingsinrichting welke gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan ingeschreven is geweest in het register.

Vrijstelling

Artikel 4.

Naast de in artikel 7.4 van de wet genoemde vrijgestelde onttrekkingen zijn de onttrekkingen van minder dan 100.000 m3 grondwater per heffingsjaar van de heffing vrijgesteld.

Grondslag

Artikel 5.

  • 1 De heffing geschiedt naar de in het heffingsjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters.

  • 2 Indien op grond van vergunningvoorschriften water in de bodem wordt gebracht, wordt de vaststelling van de hoogte van de heffing bepaald, nadat het totale aandeel in de bodem gebrachte kubieke meters waters in mindering is gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater als bedoeld in het eerste lid.

Tarief

Artikel 6.

Het tarief bedraagt € 0,013 per kubieke meter onttrokken grondwater.

Wijze van heffing

Artikel 7.

De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.

Aangifte

Artikel 8.

In afwijking van artikel 228a, eerste en tweede lid, van de Provinciewet kan de provincie-ambtenaar, belast met de heffing van provinciale belastingen, bepalen dat het doen van aangifte kan geschieden op de wijze, genoemd in artikel 20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake de rijksbelastingen 1994, alsmede dat het uitnodigen tot het doen van aangifte zal geschieden op de wijze, genoemd in artikel 4a van die uitvoeringsregeling. Indien toepassing is gegeven aan de in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid zijn artikel 4a en artikel 20 van de in de eerste volzin bedoelde uitvoeringsregeling van overeenkomstige toepassing.

Betaling van de aanslag

Artikel 9.

De aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de dagtekening.

Overgangs en slotbepalingen

Artikel 10.

Ten aanzien van belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór het tijdstip waarop dit besluit of onderdelen daarvan in werking zijn getreden, blijft de verordening of onderdelen daarvan zoals die tot dat tijdstip luidden van toepassing.

Artikel 11.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Grondwaterheffingsverordening Gelderland".

Ondertekening

Provinciale staten van Gelderland
 

 Toelichting op deze verordening

TOELICHTING OP DE GRONDWATERHEFFINGSVERORDENING GELDERLAND

Algemeen

De Waterwet is ingevoerd op 22 december 2009 en regelt het beheer en gebruik van watersystemen. De Waterwet vervangt onder meer de Grondwaterwet waarop de Grondwaterheffingsverordening gebaseerd was. De wijziging van de Grondwaterheffingsverordening is gebaseerd op de nieuwe Waterwet en bevat veelal aanpassingen aan de terminologie van de Waterwet en kleine technische aanpassingen. Artikel 7.4 van de Waterwet verleent de provincie de bevoegdheid een heffing in te stellen wegens het onttrekken van grondwater, ter bestrijding van de ten laste van de provincie komende kosten van het grondwaterbeleid. De provincie stelt het tarief van de heffing bij verordening vast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1, 3 en 4 Artikelen 1, 3 en 4 van de Grondwaterheffingsverordening zijn aangepast aan de terminologie van de Waterwet en verwijzen naar artikelen van deze wet.

Artikel 5 lid 2  Artikel 7.4, derde lid van de Waterwet noemt als grondslag voor de heffing de hoeveelheid onttrokken grondwater. Indien op grond van de vergunningvoorschriften water in de bodem wordt gebracht, wordt daarmee rekening gehouden bij het opleggen van de heffing aan de vergunninghouder. Artikel 5, tweede lid van de Grondwaterheffingsverordening bepaalt dat voor de bepaling van de hoogte van de heffing de in de bodem gebrachte hoeveelheid kubieke meters grondwater in mindering worden gebracht op de totale hoeveelheid grondwater. Voor het opleggen van de heffing wordt een drempel van 100.000 m3 per jaar aangehouden. Dit betekent dat inrichtingen waarvan de onttrekking minder bedraagt dan 100.000 m3 zijn uitgezonderd van de heffing. Indien op grond van vergunningvoorschriften water in de bodem terug wordt gebracht (dit kan door middel van infiltratie of retourbemaling zijn), dan wordt een heffing opgelegd op basis van de onttrokken hoeveelheid grondwater die verminderd wordt met het aantal kubieke meters terug in de bodem gebrachte grondwater. Indien de onttrekking meer dan 100.000 m3 bedraagt en de netto-onttrekking (dit is de onttrekking na vermindering van de hoeveelheid meters terug in de bodem gebrachte kubieke meters grondwater) bedraagt minder dan 100.000 m3, dan zal de heffing geheven worden over de netto onttrokken hoeveelheid kubieke meters grondwater. Dit betekent dat er altijd een heffing opgelegd zal worden bij een onttrekking van grondwater boven de 100.000 m3, ook al bedraagt de netto-onttrekking minder dan 100.000 m3. De grondslag voor de heffing is de immers onttrokken hoeveelheid grondwater.

Artikel 8  Artikel 8 is aangepast aan de artikelen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994.

Artikel 9 Na artikel 8 wordt een artikel toegevoegd over de betaling van de aanslagen. Artikel 5 derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat de inspecteur die de belastingaanslag oplegt de termijn of de termijnen bepaalt waarbinnen het verschuldigde of terug te geven bedrag moet worden betaald. Artikel 8 bepaalt dat de aanslag in twee termijnen betaald kan worden, waarbij de betaling uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet betaald moet zijn.